We waren aanbeland op de derde pagina. Ik las het commentaar in de kantlijn. Yoda-stijl. Ik aarzelde, bedacht me of het gek was dat ik totaal geen idee had wat de Yoda-stijl betekende. Toch vroeg ik het. Ik voelde me een sufferd toen ik haar antwoord hoorde. Het heeft te maken met de wereldberoemde Yoda uit Star Wars. Het personage met een eigen taal. Ze gaf een voorbeeld. Patience you must have, my young padawan. Much to learn you still have. Me, silly.
Zonder mij daar bewust van te zijn ben ik vrij bedreven in deze taal, waarin (een deel van) het lijdend voorwerp vaak voor het werkwoord wordt geplaatst. Ook op de zesde pagina van mijn tekst doken er twee op: Tevergeefs had hij vaak bij hem afgekeken. Steevast bleef de koffie te straf. Het zijn in de regel geen foute zinnen. Maar lang niet altijd mooie. Het zorgt ervoor dat mijn verhaal stokt, een hapering die alle vlotheid weghaalt. Dat is onnodig, want vlotheid is nou net wat ik wil nastreven. En waar de redacteuren juist tevreden over waren. Zelfs zo tevreden, dat ze een verdere samenwerking zien zitten. Als mijn manuscript af is, kan ik hem aanleveren. Echt te gek.
Ze zien de Yoda-taal als afwijkingen in de tekst. En ik weet waar het vandaan komt. Het komt voort uit de neiging om interessant te doen. Afwisseling te brengen in een scène. Maar ik doe het te gekunsteld. Interessante zinnen maken een verhaal niet beter. In ieder geval, mijn verhaal niet. Ik heb vaak over deze valkuil van een beginnende schrijver gelezen. Maar bij het doornemen van het commentaar zag ik dat ik nog te vaak in mijn zelf gegraven literaire kuil ben gevallen. Ik ben blij dat ik hier keihard op ben gewezen.
De volgende ochtend ging ik meteen aan de slag. Het vrat aan me dat ik niet meer tevreden was over de versie die op mijn computer stond. Voor mijn snufferd lagen twee versies. Beide geredigeerd door een redacteur. Daarnaast een vol A4 met algemeen commentaar. Op het beeldscherm de eerste pagina. Ik kreeg de smaak te pakken. Ik verdreef de Yoda. Sloopte de drang naar het literaire. Woorden als aangenaam, eenmaal, trachten –ik heb ze inmiddels allemaal geschrapt. Beeldspraken waar ik trots op was, ze bestaan niet meer. Te onnatuurlijk.
Ik neem het commentaar mee in het (her)schrijven van de rest van mijn manuscript. Een woord dat ik voorzichtig durf op te schrijven, maar nog niet durf uit te spreken. Dit is immers nog maar een begin. Een verbetering van de eerste twintig pagina’s die ik heb geschreven. En waar ik bij het schrijven van de allereerste zin ergens over moest nadenken, waar ik helemaal niet op was voorbereid. Volgende week geef ik inzicht in mijn eerste worstelingen in het schrijfproces.
Much to learn I still have.