Precies een jaar geleden ging ik zenuwachtig naar mijn werk. Op het moment dat mijn leidinggevende de afdeling opliep, stond ik op om te vragen of hij even een momentje had. Dat kan in kantoortaal veel betekenen, maar ik denk dat ik het op zo’n manier zei, dat hij wist dat ik niet wilde vragen of ik nog een dag extra vakantie mocht.
Die morgen was ik vertrokken vanuit Giessenburg. Elke zomer zitten we met tien vrienden een paar dagen in het huis van de ouders van een vriendin, die dan zelf op vakantie zijn. Een zelfgebouwd houten huis, met sauna en een buitendouche. Het zijn net zoals je verjaardag of oudejaarsdag van die momenten waar je terugkijkt op het afgelopen jaar.
Zo ook afgelopen weekend. Het uitzicht over het weiland, de knusse bedstee, de strijd op de tennisbaan en de immer snoeihete sauna –elk jaar worden we op dezelfde manier met open armen ontvangen, maar komen we anders aan. Er is een kind geboren, John Coffey heeft een pauze, er staan ineens auto’s van de zaak, er is weer een nieuw soort bier in het leven geroepen en de andere kleine van anderhalf zei voorzichtig haar eerste woordjes. En ik?
Ik heb dertig keer dezelfde wc schoongemaakt. Maar ook mijn verhaal in zijn geheel op papier gezet. Het laatste woord -waarvan ik al lang wist welke dat zou worden- heb ik de dag voordat we naar Giessenburg vertrokken, opgeschreven. Dat had ik niet zo gepland, want dat is onmogelijk. Soms zat ik drie uur te worstelen met een alinea, om hem de volgende dag alsnog in zijn geheel te verwijderen. En die dekselse cursor, die blijft gewoon knipperen alsof het hem helemaal niks doet.
Is mijn boek dan klaar? Nee, zeker niet. Morgen komt mijn vader langs met 180 A4’tjes in zijn toch al veel te volle tas. Komend weekend ga ik kijken of mijn Frans in zijn geheel uit mijn systeem is verdwenen, want mijn vriendin en ik wagen de oversteek naar Wallonië. Ik heb een huisje geboekt zonder al te veel eisen, als er maar een leesstoel aanwezig is. Daar ben ik te vinden, samen met de vellen papier en vijfenzeventigduizend woorden, waarvoor ik precies een jaar daarvoor het definitieve startschot had gegeven toen ik mijn baan opzegde.
Ik heb er donders veel zin in, maar vind het ook spannend. En dat laatste overheerst, zonder enige twijfel. Kan ik nu meer laten staan dan dat ik schrap? Ben ik bij het volgende weekend in Giessenburg nog steeds aan het herschrijven, of staat mijn boek dan ook daar in de imposante boekenkast?
Volgende week vertel ik of de Waalse leesstoel is bevallen.
De Ardennen inspireren en brengen rust in je hoofd. Het trage ritme en de verbondenheid met de natuur doen je anders naar de werkelijkheid kijken. Pak dit op, pak dit in en pak ermee uit in je boek. Je kan het.
Groet,
Joost,
PS. een schrijver-amateur