Op het labeltje van de theezakjes van Pickwick vind ik zelden een leuke vraag, maar deze was zelfs confronterend: aan welk huishoudelijk klusje heb jij een grote hekel? Ja hallo Pickwick, dat is dus gewoon mijn werk. Ik kan niet zeggen dat het de druppel was, maar het is echt tijd voor wat anders. Omdat ik niet de illusie heb dat mijn boek ervoor gaat zorgen dat ik mijn vaste lasten kan betalen en bier kan drinken in de kroeg, ben ik naast het afronden van mijn manuscript, een zoektocht gestart naar ander werk.

En dat valt nog niet mee. Vorige week had ik een afspraak met een kennis van mijn vader, in de Ikea. Ze gaf haar visie en schetste een beeld van de realiteit op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ik had de hoop na het versturen van een paar sollicitatiebrieven een job te hebben. Maar mijn afgelopen jaar, ziet zij als een verloren jaar. Vlamingen zijn harde werkers en bedrijven zullen zich afvragen waarom ik mijn roman niet naast een fulltimebaan heb geschreven, en wat er precies mis is met die wo-er die nu villa’s schoonmaakt. Ze nam zelfs het woord ‘flutromannetje’ in de mond, al durfde ze dat vooral te zeggen door de klik die we hadden. Hoewel ze aangaf te chargeren, had ik spontaan geen zin meer in de Zweedse gehaktballetjes.

Maar ik nam haar advies ter harte, en kwam zo afgelopen donderdag op een jobbeurs terecht. Ik kreeg al de kriebels bij het horen van het woord, maar ik zal toch echt wat actiever moeten zijn dan het scrollen door een of andere vacaturebank. Ik was best zenuwachtig toen ik mijn fiets wegzette. Op de website waren tips te vinden als: zorg dat je keurig maar niet te netjes gekleed bent, spuit zeker niet te veel parfum op en neem wat drinken en een snack mee om je energie op peil te houden. Want een jobbeurs is geen ponykamp, stond er. Ik kon een lach niet onderdrukken, alsof alle werkzoekenden ooit op ponykamp zijn geweest. Toch voelde ik me buitengesloten.

Datzelfde gevoel kreeg ik toen ik in mijn overhemd met lange mouwen, één spray parfum en bidon in de zijkant van mijn tas, langs de standjes liep. Ik veronderstelde dat elke standmedewerker mij zielig vond, omdat ik op zoek was naar werk. Ik had er vier bedrijven uitgepikt waar ik mee wilde praten. Omdat mijn ruimtelijk inzicht zo bedroevend is dat ik niet eens naar het grondplan had gekeken, stonden toevallig twee van de bedrijven meteen aan het begin van de beurs, zonder dat ik het wist. Ik keek een dame achter een van de standjes onderzoekend aan, twijfelde, streek met mijn hand door mijn haar en liep verder. De tip -de eerste indruk is het belangrijkste, schoot meteen door mijn hoofd.

Ik wilde net doen of ik gebeld werd en naar buiten lopen, om heel hard naar mijn fiets te rennen zonder om te kijken. Maar ik had in een kopieerwinkel viermaal in kleur mijn cv uitgeprint, en met mijzelf de afspraak gemaakt dat ik die hoe dan ook moest afgeven. Ik draaide om en liep meteen op haar af. Bizar hoeveel er in je om kan gaan, tijdens het zetten van tien passen. Moet ik haar een hand geven? dacht ik. Ik deed het. Aan de manier waarop ze mijn hand beantwoordde, merkte ik dat ze nog nooit op een jobbeurs iemand de hand had geschud. Ik deed mijn verhaal en ze gaf aan mijn cv zeker te zullen overhandigen aan personeelszaken, want die waren er zelf niet.

Mijn vertrouwen daalde tot het nulpunt, maar toch bezocht ik ook de stand aan de andere kant, eentje van de gemeente Gent. De jongedame vertelde vriendelijk dat ik mij kon aanmelden bij de vacaturebank. Terwijl ik haar kaartje in mijn tas stopte, hoorde ik het volgende gesprek.

‘Waar bent u naar op zoek, meneer?’
‘Niks administratiefs.’
‘Oké. Waar wel?’
‘Gewoon.’
‘Gewoon werk?’
‘Ja.’
‘Buiten?’
‘Ja.’

Met iets meer vertrouwen ging ik de volgende stands af. Mocht er niks uitkomen, dan heb ik in ieder geval een lezer van mijn blog erbij. Het meisje bij de stand van H&M was meer geïnteresseerd in mijn boek, dan in mijn cv. Was mijn middag toch nog een beetje geslaagd.